Je bent op de peuterspeelzaal waar een groepje kinderen met wat auto’s zit te spelen. Je wilt ook graag een auto en vraagt de kinderen om de paarse auto die bij hen ligt, maar waar ze niet mee spelen op dat moment. Je krijgt een gele. Je geeft aan dat je deze niet bedoeld en vraagt nog eens om de paarse auto. Deze keer krijg je een groene. Je zegt nog eens dat je deze niet bedoeld en begint te wijzen: ‘ik bedoel die! Daar, die paarse!’. Het groepje kinderen kijkt elkaar aan en lijkt niet te begrijpen wat je bedoelt en ze doen niets. Uiteindelijk stap je het groepje in waarbij je op het spel van de anderen gaat staan, om zelf de auto te pakken waar je om vroeg.
Voor een kind met een ontwikkelingsvoorsprong is dit een zeer frustrerend voorval. En in de dagelijkse setting van een peuterspeelzaal, valt deze situatie je als pedagogisch medewerker mogelijk pas op, op het moment dat het kind zijn geduld verliest en ‘zomaar’ de auto weg pakt uit het spel van de anderen. En als dit soort situaties zich vaker voordoen, kan het gebeuren dat je het kind met ontwikkelingsvoorsprong gaat omschrijven in termen als; speelt graag alleen, kan moeilijk met anderen samen spelen, verstoort spel van anderen. Die observaties zijn mogelijk niet volledig en leiden mogelijk tot een verkeerde gedachtegang over waar het gedrag vandaan komt.
Zie je een kind dat regelmatig in een situatie terechtkomt waar de frustraties oplopen? Probeer dit kind wat langer te observeren zodat je kunt zien welke stappen leiden tot de frustratie. Kijk achter het gedrag; wat zorgt ervoor dat je dat gedrag ziet?