Skip to main content

Als je op zoek gaat naar een school voor je kind zijn er altijd diverse factoren waar je rekening mee kunt houden. Zo zijn er praktische overwegingen zoals de letterlijke afstand tot school, of mogelijk is er een oudere broer of zus die al op een school gestart is. Levensovertuiging kan meespelen in de schoolkeuze en ook financiële afwegingen zoals de hoogte van de vrijwillige eigen bijdrage of de eventuele keuze voor particulier onderwijs.
Tot slot zijn ook niet overal alle soorten en typen scholen aanwezig of beschikbaar, je bent dus ook afhankelijk van het aanbod.

Wanneer je kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft (of een andere neurodiverse aanleg), is het belangrijk om te kijken of de school ook op dat vlak de juiste match is. En hopelijk lukt het dan om te kiezen voor een school waar je kind de hele basisschoolperiode kan doorbrengen. 

Type onderwijs

Er zijn diverse typen onderwijs in Nederland. Er is geen enkel type dat voor elk kind met een ontwikkelingsvoorsprong gegarandeerd de juiste plek zal zijn, zelfs het voltijd hoogbegaafdenonderwijs niet. We zullen naar een aantal vormen kijken en indien er voor- of nadelen te benoemen zijn, deze beschrijven.

Regulier onderwijs

Onder regulier onderwijs verstaan we in dit geval openbare scholen en scholen die vanuit een geloofsovertuiging werken, zoals een islamitische school of bijvoorbeeld een katholieke school.
De inrichting van het onderwijs verschilt van school tot school. Soms is het klassiek georganiseerd; vaste dagindelingen naar vakken, de leerkracht gaat de groep voor. Soms is het ingericht naar weektaken of is er een projectmatige aanpak.

Doe navraag bij de school die je voor ogen hebt hoe zij het onderwijs organiseren en hoeveel ruimte deze organisatie laat voor differentiatie in het aanbod voor de leerlingen. Een kind met een ontwikkelingsvoorsprong heeft een grilliger patroon in zijn individuele leerlijn dan veel andere kinderen; ruimte voor differentiatie is dan belangrijk.

Vrijeschool

Dit wordt ook wel Waldorf school genoemd en werkt vanuit het gedachtegoed van Rudolf Steiner. In het antroposofisch gedachtegoed van Steiner wordt er op school gewerkt met hoofd, hart en handen.

Rudolf Steiner schreef diverse boeken over zijn visie op het onderwijs. Vrijescholen kunnen onderling verschillen in welke interpretatie zij toepassen.
Overigens wordt het vrijeschool genoemd omdat het, in het originele idee, vrij van overheidsbemoeienis was. Het heeft dus niets te maken met hoeveel vrijheid er ervaren wordt.

Hoe er exact wordt gewerkt op de vrijeschool bij jou in de buurt kun je het beste ervaren door er te gaan kijken. Dan kun je ook zien of ze de oudere of nieuwere werken van Rudolf Steiner aanhangen en hoe zij dit toepassen.

Mooi aan het vrijeschoolonderwijs is dat er projectmatig wordt gewerkt waardoor ook de vakken als rekenen en taal vaak gerelateerd zijn aan het projectonderwerp. Voor een kind met een ontwikkelingsvoorsprong kan dit heel fijn zijn omdat je zo de kans krijgt een onderwerp echt uit te diepen op meerdere vlakken. Verder is er op de vrijeschool veel aandacht voor de niet-cognitieve talenten van kinderen; handwerk, de natuur, creatieve uiting, samenwerken.

Rudolf Steiner ziet de ontwikkeling van het kind in fases van 7 jaar. De eerste fase, van 0 tot 7 jaar oud, is de fysieke fase. Op de meer traditionele vrije scholen worden kinderen in deze fase weinig tot niet geprikkeld op letters, cijfers en rekenen. Voor een kind met een ontwikkelingsvoorsprong en een enorme leerhonger op het vlak van taal en rekenen kan dit een mismatch opleveren. Heeft jouw kind deze leerhonger en overweeg je de vrije school? Informeer hoe zij ermee omgaan en wat jullie kunnen verwachten.

Montessori onderwijs

Montessori onderwijs is ontwikkeld naar het gedachtegoed van Maria Montessori. Het idee van Montessori komt samen in de zin ‘help mij het zelf te doen’. Op een montessorischool leren kinderen zelfstandig werken en zitten zij met meerdere jaargroepen in een klas.

Voor het montessorionderwijs zijn speciale leer- en lesmaterialen ontwikkeld. Een bekende uitspraak is: “Het montessorimateriaal is de leraar van het kind en de leraar is het hulpmiddel.” Het materiaal is aangepast op de leeftijd en ontwikkelingsfase.

De montessori basisschool is veelal ingedeeld in:
onderbouw; groep 1 & 2
middenbouw; groep 3, 4 & 5
bovenbouw; groep 6, 7 & 8
Doordat kinderen van meerdere jaargroepen in een klas zitten, is er een breed assortiment aan materialen in het lokaal aanwezig. Voor een kind met een ontwikkelingsvoorsprong biedt dat vaak kansen omdat zij dan met de materialen aan de slag kunnen die passen bij hun ontwikkeling op dat moment.

Dalton

De focus op vijf kernwaarden: (1) samenwerking, (2) vrijheid en verantwoordelijkheid, (3) effectiviteit, (4) zelfstandigheid en (5) reflectie.

De essentie van het Dalton onderwijs is dat er ontwikkeling en progressie moet zijn, die gebaseerd is op voortschrijdend inzicht en ervaringen. Dit type onderwijs valt niet gemakkelijk te definiëren omdat het dus continu in beweging is.

De pedagogische basis van het Dalton Plan van Helen Parkhurst, de grondlegger, is dat je er op kunt vertrouwen dat leerlingen ‘genormaliseerd’ gedrag vertonen, als ze zich niet hoeven te vervelen en aan interessante taken kunnen werken.

Hoe de Dalton school bij jullie in de buurt georganiseerd is, kun je het beste daar gaan bekijken. De pedagogische basis en de essentie van het Dalton onderwijs lijken op papier erg goed te passen bij hoogbegaafde kinderen.

Jenaplan

Volgens Jenaplan; Leren ontstaat in liefde, in verbinding en vanuit verwondering. De school is een leef-werkgemeenschap waar je leert samenleven. Ouders voeden samen met de school kinderen op tot mensen die van betekenis zijn voor zichzelf, voor anderen en voor een duurzame wereld.

De school is een leef-werkgemeenschap, waarin kinderen, stamgroepleiders (leerkrachten) en ouders een eigen rol hebben. De kinderen leren en leven in een stamgroep, met kinderen van verschillende leeftijden, culturen en onderwijsniveaus. In de stamgroep wordt samengewerkt en geleerd van elkaar.
De stamgroepleider maakt contact met het kind, kan zich inleven en stemt af op de ontwikkelingsbehoefte van het kind.

Indien de leerkrachten daadwerkelijk afstemmen op de ontwikkelingsbehoefte van een kind met een ontwikkelingsvoorsprong, dan kan Jenaplan een goede match zijn.

Democratisch & Sociocratisch onderwijs

Beide zijn vormen van gepersonaliseerd leren; het gaat uit van ‘natuurlijk leren’, oftewel ‘leren vanuit intrinsieke motivatie’.
In Democratisch onderwijs worden beslissingen genomen die uitgaan van de meeste stemmen. In Sociocratisch onderwijs worden beslissingen genomen vanuit consent; overeenstemming. Er zijn ook mengvormen van deze typen onderwijs, vandaar dat ik ze hier bij elkaar zet.

Veel van deze scholen zijn vrij van overheidsbemoeienis, wat betekent dat het onderwijs door de ouders bekostigd moet worden. Deze kosten zijn vaak terug te vinden op de website van de school.

Leren vanuit intrinsieke motivatie is voor veel kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong een passende manier van leren. Het spreekt hen aan op hun autonomie en het geeft vrij baan voor associatief leren. Beiden zijn heel passend voor hoogbegaafde kinderen.

Agora

Bij Agora stellen ze: de leerling is de regisseur van zijn of haar eigen leeravontuur, ondersteund door een gemeenschap die in de leerling gelooft en alles eraan doet zodat elke leerling zich optimaal kan ontwikkelen.

Agora gaat uit van de intrinsieke motivatie van de leerling. Kinderen van verschillende jaarlagen en niveaus werken samen.

Het Agora onderwijs is relatief nieuw. Er zijn momenteel slechts enkele Agora basisscholen, vaak zijn die op dit moment nog relatief klein. Dat kan een voordeel zijn als je bijvoorbeeld een prikkelgevoelig kind hebt.

Binnen Agora werkt men met coaches in plaats van leerkrachten. Hun taak behelst meer dan slechts het overbrengen van kennis. Voor veel hoogbegaafde kinderen is de band met de leerkracht heel belangrijk. Een coach in plaats van een leerkracht kan voor hen heel prettig werken.

Thuisonderwijs

thuisonderwijs verzorg je als ouder de lessen voor je kind.

Doordat je zelf het onderwijs verzorgt kun je goed aansluiten op de leerlijn van je kind. Zeker bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong kan dat een erg positief effect hebben.

Je moet als ouder er wel tegen kunnen om deze rol voor je kinderen in te vullen en continu met elkaar te zijn. De tijd dat je thuisonderwijs geeft kun je niet werken, dus mogelijk heeft het ook financiële consequenties voor het gezin. Tot slot zul je je actief in moeten spannen om de kinderen met andere kinderen in aanraking te laten komen omdat ze er niet zomaar tegenaan lopen, zoals in een schoolomgeving kan gebeuren.

Voltijd hoogbegaafden onderwijs

Het voltijd hoogbegaafden onderwijs is vaak wat anders georganiseerd dan een algemene basisschool, maar kent ook veel overeenkomsten. Vaak wordt er ook in groepen gewerkt, is er een leerkracht voor de klas. Hoe het onderwijs wordt aangeboden is wel anders; de stof wordt vaak versneld of verkort doorlopen. In de overige tijd is aandacht voor projecten, samenwerken en vakken die je niet altijd op regulier onderwijs tegenkomt.

Voltijd hoogbegaafden onderwijs is niet overal in Nederland bereikbaar; er zijn er relatief weinig en veel ouders reizen ver met hun kinderen hiervoor.
Je hebt een intelligentieonderzoek nodig; vaak ook nog een specifiek onderzoek, waarop je kind een bepaalde drempelwaarde moet hebben – meestal IQ van 130 – om aangenomen te worden. Aan de bovenkant geldt soms ook weer een grens en ook twice exceptional kinderen ((U)HB + iets anders) zijn niet vanzelfsprekend welkom op het voltijd hoogbegaafden onderwijs. En soms gelden er ook nog andere aanvullende eisen.
Veel voltijd hoogbegaafden scholen zijn geen volwaardige scholen, daarmee bedoel ik, niet alle groepen zijn vertegenwoordigd; veel starten pas vanaf groep 4.

Voor een deel van de hoogbegaafde kinderen is voltijd hoogbegaafden onderwijs een perfecte match, maar voor een heel deel ook niet.

Brede school

De term brede school staat los van het type onderwijs. Het is een school waarbij extra activiteiten geboden worden; muziekles, opvang, huiswerkbegeleiding, sportles

Ongeacht welk type onderwijs; ga altijd kijken op de school en vraag hoe het op die specifieke school georganiseerd is. Als het kan, probeer in contact te komen met ouders die hun kind op die school hebben en vraag naar hun ervaringen.

Kleine klassen vs grote(re) klassen

Een kleine klas kan heel fijn zijn omdat er dan vanuit de leerkracht voldoende oog is voor alle leerlingen. Het is echter geen garantie. Het kan voor je kind ook prettig zijn omdat juist door het kleinere aantal kinderen, de prikkels wat beperkter kunnen zijn.

In grotere klassen heb je meer kans om andere leerlingen te treffen waarmee je kind samen kan oplopen. Vaak is er in grotere klassen ook ondersteunend personeel aanwezig op bepaalde momenten.

Een groot deel van het succes van de ervaring in de klas, staat of valt met de leerkracht. En in de meeste scholen wisselen die eens in de zoveel tijd.

Kleine school vs grote school

Een kleine school is overzichtelijk; het aantal ruimtes is beperkt, de speelomgeving ook. Het aantal leerkrachten en medewerkers en het aantal leerlingen is beperkt. Hierdoor zijn deze gezichten sneller vertrouwd voor je kind.
Het betekent vaak wel dat de voorzieningen in de school beperkt zijn. Een kleine school heeft vaak niet genoeg leerlingen om een plusklas te vormen bijvoorbeeld. Mogelijk zijn deze voorzieningen wel bovenschools – binnen de scholengroep waar de school bij hoort, of vanuit het regionale samenwerkingsverband primair onderwijs – georganiseerd, het is daarom belangrijk om het SchoolOndersteuningProfiel (SOP) te bekijken.

In een grote school is vaak alles groot; het gebouw, het aantal leerlingen, het aantal leerkrachten en ondersteunend personeel. Vaak zijn er meerdere klassen met dezelfde groep. Voordeel van een grotere school is dat de kans op ontwikkelingsgelijken toeneemt. Ook de kans op kennis bij de leerkrachten over ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafdheid is groter. En het is zeer mogelijk dat er meer interne specialisten zijn dan op een kleine school, bekijk ook hiervoor het SOP.

Talentprogramma’s en niet-schoolse vaardigheden

Kijk ook altijd of de school aandacht heeft voor andere vaardigheden dan die het schoolse curriculum voorschrijven. Worden er bijvoorbeeld uitgebreide muzieklessen gegeven? Of is er aandacht voor executieve vaardigheden? Je kunt hierbij ook denken aan toneellessen, of aanvullend aanbod op gebied van sociale ontwikkeling, een archeologie club, een ontdeklab.

Veel kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong zijn met dit soort aanvullende programma’s goed uit te dagen en hun leerhonger kan er heel goed mee gestild worden.

Sterke ouderbetrokkenheid

Bij scholen waarbij een sterke ouderbetrokkenheid is, kun je vaak rekenen op een goede samenwerking tussen leerkrachten en ouders.
Doordat je als ouders betrokken bent bij activiteiten in en om de school, krijg je een andere band met de leerkrachten dan wanneer je elkaar alleen voor oudergesprek ziet. Op een school met een sterke ouderbetrokkenheid zijn leerkrachten gewend om samenwerking te zoeken en raken ouders en leerkrachten op elkaar ingespeeld in het nastreven van hetzelfde doel; het ondersteunen van de ontwikkeling van het kind/de leerling.

SOP: School Ondersteunings Profiel

In het schoolondersteuningsprofiel (SOP) legt het schoolbestuur vast welke extra ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften en hoe de ondersteuning is georganiseerd. Op basis van de schoolondersteuningsprofielen van de scholen beoordeelt het samenwerkingsverband passend onderwijs of er in de regio een dekkend ondersteuningsaanbod is.

Het SOP beschrijft hoe de school leerlingen met een extra ondersteuningsvraag begeleid. En welke middelen de school hiervoor ter beschikking heeft of extern kan organiseren. Elke school zou het SOP te beschikking moeten stellen. Veel scholen hebben het op hun website staan. Als je het niet kunt vinden, mag je er altijd om vragen.

In een SOP staat welke specialisten binnen een school of binnen de scholengroep aanwezig zijn, plus het aantal dagdelen per week. Je ziet het vaak terug in een tabel, zoals deze. Er is echter geen vast format, dus het ene SOP kan er anders uitzien dan het andere.

Op een zelfde manier worden de voorzieningen weergegeven. Je kunt hierbij denken aan een gedragsgroep, hoogbegaafdheidsklas (deeltijd), NT2-klas, een rekenklas, schakelklas, een taalklas, taalklas ouder en kind, VVE voor ouder en kind, een kindercoach, sociale en emotionele begeleiding.

En ook het aanvullend onderwijsaanbod zou erin beschreven moeten staan. Daarbij kun je denk aan: aanbod voor dyscalculie, versterken van executieve functies, laagbegaafdheid, meer- en hoogbegaafden, motorische/fysieke ontwikkeling, NT2, sociale en emotionele ontwikkeling, spraak/taal. En ook aan: preventieve signalering van leer-, opgroei-, opvoedproblemen en preventieve signalering van leesproblemen.

Kijk naar je kind

De juiste school kiezen doe je uiteindelijk door te kijken naar je kind. Wat heeft jouw kind nodig en welke school past daar het beste bij?
Kijk in de breedste zin; wat voor interesses heeft het kind, waar gaat het op ‘aan’.

Kijk ook naar het sociale aspect; zijn er vanuit de kinderopvang al bepaalde vriendjes ontstaan en hecht jouw kind daar erg aan? Vraag die ouders eens waar hun kind naar school gaat als het start.

Kijk naar je gezin

Ook de gezinssituatie is van invloed op de schoolkeuze. Je kunt namelijk de perfecte school voor je peuter gevonden hebben die onmogelijk in te passen is in het ritme van je gezin. Fysieke afstand tot de school, broer(s) en zus(sen), geloofsovertuiging; zomaar wat redenen die de schoolkeuze beïnvloeden.